Boeiende dissertatie over de 'zonde-leer'
Boeiende dissertatie van F.F. Omta over de ‘zondeleer’
Vorige maand (november 2019) promoveerde Fokko Frederik Omta op een dissertatie over opvattingen over de zonde van twee toonaangevende 20e-eeuwse theologen Karl Barth en Paul Tillich, die in contrast en gesprek worden gebracht met de opvattingen van de New Age-beweging, o.a. bij monde van Jane Roberts, A Course in Miracles en Matthew Fox. De volledige titel van zijn proefschrift, verdedigd aan de VU in Amsterdam, luidt: Sin: against Whom or against What? An assessment of Barth’s en Tillich’s perspectives on sin and sanctification in comparison to views of New Age authors (uitg. KokBoekencentrum, Academic, Utrecht).
Wat is ‘zonde’ eigenlijk? Het is een vraag, die de christelijke traditie eeuwenlang op de hielen heeft gezeten en soms was het ‘crystalclear’ wat zonde was en soms durfde niemand erover te spreken, want dat was zonde van de tijd. Zonde kon gezien worden als de overtreding van een regel of een gebod of als een mislopen van je bestemming, wat uiteindelijk zonde is, natuurlijk.
De zonde werd in de christelijke traditie soms uitvergroot en dan weer gebagatelliseerd, al naar gelang de omstandigheden en situaties.
In de 20e eeuw begon de kerk steeds minder over (persoonlijke) zonde te spreken, de biechtstoelen verdwenen uit de kerken en het gebed van verootmoediging en zondebelijdenis werd ingenomen door het Kyrie-gebed. Hing dat samen met de verdwijning van een persoonlijke God achter de horizon en werd zonde meer en meer gezien als een misstap in het intermenselijke verkeer? Of kwam er ook meer oog voor de vervlechting van ons persoonlijke gedrag met de structurele ‘onschuldige’ verhoudingen in de samenleving, waaraan uiteindelijk niemand schuld heeft?
Hoe het ook zij, al deze en andere ontwikkelingen hebben bijgedragen aan een verandering van het zondebesef en het is de verdienste van Omta, dat hij in deze studie een prachtige uiteenzetting geeft van de verschillende visies op ‘zonde’, waarin hij uiteindelijk de aandacht vestigt op een niet-theïstisch of a-theïstisch zondebesef, dat te typeren is als ‘lijden aan spirituele luiheid, onverschilligheid of gebrek aan moed’, wat men zichzelf inderdaad ook vaak kwalijk neemt (‘modern’ zondebesef te noemen). Daartegenover ontstaat de mogelijkheid om hieraan te ontsnappen of zich er tegen te verzetten en zo kan men nieuwe vormen van heiliging ontwaren, waarbij men bereid is het vege lijf te riskeren en tegelijkertijd zijn/haar ziel te behouden.
Het gaat mijn competentie te buiten om deze dissertatie verder te bespreken of te recenseren. Ik wil vooral aandacht vragen voor zijn uitvoerige bespreking van Paul Tillich’s invalshoeken t.a.v. de besproken thema’s, zoals de kosmologie-ontologie (over de wereld en het Zijn), de hamartiologie (leer over de zonde) en de ‘Human Potential’ (The New Being).
Op mijn Tillich-website zal ik t.z.t. uitvoerig(er) ingaan op wat Omta t.a.v. deze onderwerpen naar voren brengt.
Kortom, een prachtige en lezenswaardige dissertatie!